En daar was hij dan, de donderdagavond dat we de ‘sleeperbus’ namen naar Huế. Vol goede moed stonden we om 19.30u (vertrektijd) bepakt en bezakt klaar voor vertrek. Tijd neem je hier met een korrel zout, dus na twee uur gewacht te hebben zien we om 21.30u een met paars-en-blauw-verlichte bus tóch onze kant op komen. Gehaast, snel snel, hup hup moeten we instappen en al rijdend en heen en weer schuddend in het donker een plekje zoeken.
Picture this: een -niet dubbeldekse- bus met 38(!) bedden in 3 rijen naast elkaar met 2 laags onder én boven een bed… De moed zakte ons per seconde in de schoenen. Zeker toen bleek dat de gangpaden vól opgestapelde backpacks lagen met daartussen zelfs nog een meisje op een slaapmatje. Al klimmend over de bedranden gingen we de bus in.
Michel heeft een plekje weten te bemachtigen ergens halverwege de bus op de bovenlaag en ik (Tim) had het geluk dat het laatste plekje wat vrijer was —naast de wc — met 6 anderen, helemaal achterin de bus.
Terwijl we elkaar realiserend aankijken dat de rit zo’n 13 uur zou gaan duren, hebben we ons er toch maar letterlijk bij neergelegd in bedden die klaarblijkelijk voor de wat kortere Aziaat zijn ontworpen. Zoals Rob Geus zou zeggen: “Man, man, man.”.
Leuke weetjes:
- het meestgebruikte onderdeel van een voertuig is hier de claxon
- er zijn maar 4 snelwegen in Vietnam en uiteraard niet op onze routes
- wegen zijn van zulke slechte kwaliteit dat je bij elke hobbel en bobbel minimaal 5 cm van je ‘bed’ gelanceerd wordt
- Als de bus stil staat gaat de airco uit en loopt de temperatuur op tot zo’n 40 graden.
Amper tot niet geslapen worden we in Huế uit de bus gegooid en voor we het wisten was de bus ook daadwerkelijk al weer weggereden. Beetje beduusd om ons heen kijkend zijn we op zoek naar onze backpack. Gelukkig lagen ze, weliswaar drijfnat, op de grond in het aankomsthuisje. Een medepassagier daarentegen liep tevergeefs te zoeken. Zijn tas was nergens te bekennen. Oftewel, leuk geprobeerd — zo’n busreis — maar voor ons hier in Vietnam in ieder geval niet meer 🙂
Huế
In de 2 dagen dat we in Huế zijn, zijn we niet overrompeld door de plaats. Dé trekpleister is hier de Imperial City of ook wel de Citadel genoemd. Het staat op de Unesco World Heritage lijst, maar we komen er achter dat het erg ver van ons af staat. We vonden het totaal niet interessant. Misschien komt het door het opgelopen slaaptekort, maar we besluiten al snel dat Huế het niet is. Na twee dagen besluiten we verder te gaan, ditkeer met de trein 😉
We besluiten de trein van 10.35 te pakken en verkijken ons een beetje op de afstand die we naar het station moeten lopen. Uitgeput en doorweekt van het zweet komen we nét op tijd aan op Ga Huế (Station Huế). Het spant erom, want we moeten nog een kaartje kopen. Terwijl Tim zich gespannen probeert duidelijk te maken aan de ticketbalie dat hij haast heeft, zoekt Michel alvast het juiste perron op. De medewerker aan de balie lijkt niets op te merken en op het moment dat ze wél opkijkt probeert er een man snel voor te dringen bij Tim. Terwijl Tim zijn hand voor het gezicht van de man wappert besteld hij snel de tickets naar Đà Nẵng. Op het moment dat we nog 2 minuten hebben om de weg naar de trein te vinden, blijkt opeens dat de trein een half uur vertraging heeft! Waar we normaal zouden balen, was het nu een mooie meevaller! 🙂
De rit die we maken naar Đà Nẵng staat bekend om zijn mooie route langs de kust. Niets is minder waar, maar wat blijkt…alle ramen zijn beplakt met advertenties! Na 2,5 uur door een honingraster naar al het moois te hebben gekeken komen we aan op onze tussenstop. Hier eten we wat en al zoekende naar een bushalte worden we opgemerkt door een meneer met een klein winkeltje — hij vervangt de bekleding van scooterzadels. Hij vraagt of we opzoek zijn naar de bus naar Hội An. Hij zet ons neer op zijn bankje en gebaart ons te ontspannen en te wachten. Een kwartiertje later houdt hij voor ons de bus aan en wij springen (wederom al rijdend) de bus naar Hội An in op een plek wat uiteindelijk dus helemaal geen bushalte bleek te zijn. Openbaar vervoer is hier goedkoop, voor de trein betaalden we 72.000 đồng wat zo’n €2,95 is. De bus daarentegen kostte ons 30.000 đồng (€1,22). We merken op dat er een verschil is in wat een local betaald en wat wij moesten betalen (niet vanwege scams, maar omdat dit vaak zo bepaald is).
We zijn best wel aan het letten op onze uitgaven en proberen ‘grote’ uitgaven te vermijden. Alles wat we enigszins kunnen beperken doen we dan ook, en om die reden zijn we vanaf het busstation gaan lopen naar onze slaapplek in Hội An, dit was 20-30 minuten lopen met de (ja weet je het nog) +/- 15 kg op onze rug én minstens de helft voorop. Doorweekt van het zweet komen we aan in ons hotel.
Die avond zijn we Hội An gaan ontdekken, en in tegenstelling tot Huế zijn we meteen gegrepen door dit mooie, pittoreske, historische, kleurrijke stadje.
Allemaal kleine winkeltjes — wel voornamelijk op het toerisme gericht — in historische gebouwen. Je hoort een toegangsticket te kopen voor de (oude) stad en hiermee ondersteun je het behoud van de oude stad. Weliswaar staan deze entreehuisjes maar op een paar straten en is het totaal niet waterdicht. We hebben er dan ook nooit voor hoeven betalen. Al met al zijn betalingen hier een vaag begrip. Zo ook voor parkeren. Als je je fiets lukraak op de stoep zet heb je grote kans dat er iemand uit zijn hangmat stapt en naar je roept dat je parkeerkosten moet betalen. Dit slaat dus nergens op. Negeren is moeilijk vanwege het lastigvallen, maar wanneer we de fiets oppakken en hem twee meter verderop weer wegzetten blijkt er niets aan de hand. Zo zie je maar, iedereen vraagt geld aan je, maar slechts de helft doet dit terecht. Inmiddels gaan we maar hard lachen als er iemand naar ons toestapt voor parkeerkosten. Dit lijkt tot nu toe óók te werken 😉
Hội An hebben we ook op de fiets ontdekt, en dat was zowel overdag als ’s avonds een enorm leuke ervaring. Het ligt praktisch aan de kust, dus binnen een half uur ben je op het strand.
Toen we volledig in style voor het strand aankwamen bleek echter dat de zee zo woest was dat het hele strand niet eens bereikbaar was. We kwamen niet verder dan een rijtje palmbomen en een dijk van zandzakken om de metershoge golven te laten breken. Raar, want het weer was verder hartstikke rustig. Het uitje naar het strand hebben we daarom maar ingeruild voor een fietstochtje, weg van de gebaande paden. En zo beland je van een drukke straat opeens in een rustig landweggetje tussen de rijstvelden! Waar kraanvogels rustig meerijden op de rug van grazende buffels en de witte eenden kwakend tussen de rijst zwemmen. De contrasten in Hội An zijn groot en dat maakt het een hele fijne plek om te verblijven.
Ook onze reis terug van Hội An naar Đà Nẵng hebben we uiteraard weer zo low-budget mogelijk gedaan, en na een wandeltochtje van 20-30 minuten zijn we in de lokale bus gestapt.
Na een hevige discussie met de kaartjescontroleur (die we overigens gewonnen hebben!) over het feit dat het kaartje nu ineens 50.000 đồng kost, en 3 dagen geleden 30.000 đồng, zitten we nu op het vliegveld van Đà Nẵng te wachten op het vliegtuig Hồ Chí Minh City — ze noemen het hier trouwens nog gewoon Saigon. We horen je denken: “Wooo low-budget toch?” Ja, dat klopt! Het vliegtuig blijkt in dit geval goedkoper dan een busrit. Fijn, want een busrit zou in dit geval 16 uur duren, daarentegen doet het vliegtuig er ruim een uurtje over.
Ennnn… we zijn in Saigon!
Wat een mooie reportage! Genietend gelezen!
Het is telkens weer een plezier om met jullie mee te reizen…
Leuk hoor, zo maak je nog eens wat mee!
Wat tof om te lezen dat Hoi An zo mooi is. Ik zet het op m’n lijstje voor m’n reis 😉 Leuk zo alle reisverhalen!!